De was en de plas

14 nov

Even een anekdote om mee te beginnen. Mama, papa, jullie hebben zich er natuurlijk al lang op voorbereid dat ik onherkenbaar veranderd zal zijn wanneer ik naar België zal terugkeren ― geen mens blijft immers dezelfde wanneer die op vier maanden tijd zoveel levenservaring opdoet als een doorsnee Erasmusstudent. Maar er is nog meer, lieve ouders (en iedereen die het interesseren zou): geen idee of het ene wat met het andere te maken heeft, maar naast alle levenswijsheid ben ik intussen op korte tijd ook een tánd rijker geworden ― jawel, een wijsheidstand. Plots was die daar. Grappig hé? Naar alle waarschijnlijkheid komt er weldra zelfs nog een bij.

Tot zover dit intermezzo. Ik had het over levenservaring, en dat is meteen waarover het in dit bericht ook verder zal gaan. Ja, beste geïnteresseerde wereld, ik kook (met veel dank aan de beste kokkin sinds mensenheugenis, Melissa Farasyn) en was (met veel dank aan het wasrecept dat mijn mama me heeft meegegeven) sinds kort als een ervaren huismoedertje. Verse champignonroomsaus, witloof met kaas en hesp in de oven, spaghetti carbonara en zelfs een plaatselijke Bauernpfanne kennen geen geheimen meer voor me, evenmin als de werking van een eigenzinnige wasmachine of een obstinate droogkast. Tussendoor amuseer ik me bovendien met het bakken van een cake of het aannaaien van een lusje aan mijn keukenhanddoek. Je leest het goed: Erasmus heeft in slechts anderhalve maand tijd een waarlijk nieuw mens van me gemaakt.

Maar laten we eerlijk zijn met elkaar: koken en wassen, het is ook helemaal niet moeilijk. Koken ― of toch zeker het resultaat ervan ― is gewoon leuk en mislukt nooit, of toch bijna nooit (ik herinner me te donkerbruin geroosterde pijnboompitten, enkele weken geleden), en wassen, dat bestaat slechts uit kleren sorteren in kleuren en soorten en het juiste wasprogramma instellen. Bovendien stelt het Haus Merian ons meteen heel degelijk materiaal ter beschikking. De kookvuren zijn dik in orde, de oven is groot en werkt uitstekend, de wasmachines zijn zowaar van Miele® en ten slotte levert ook de droogkast (meestal) flink werk. En wat te doen met onze natte kleren die we uiteraard ― ik zou mezelf geen dochter van mevrouw Van Goethem mogen noemen indien ik het wel deed – niét in de droogkast doen? Daarvoor is er een aparte droogruimte; de fijnste ruimte in het Haus Merian Salzburg, dat behoeft geen uitleg als je weet dat 125 mensen met 125 verschillende wasproducten en evenveel aroma’s hier hun kleren samen te drogen hangen.

Zo, alles in orde hier dus, en ik ga nog wat stofzuigen. Dag mama, en slaap maar op je beide oren, jij!

De Paris-Lodron-Universität Salzburg

13 nov

Omstreeks het jaar 1622 woedde overal in het Heilige Roomse Rijk de Dertigjarige Oorlog. Mannen ― vaders en zonen ― namen afscheid van hun vrouwen, moeders en kinderen en trokken ten strijde, nieuwe martelaars werden vereerd en ’s avonds voor het slapengaan verhaalden moeders hun kroost over de dappere daden die hun vaders verrichtten. De eerste helft van de 17de eeuw was dus voor het gehele latere Duitstalige grondgebied een tijd vol spanning, vol heroïek en vol grote verhalen. ― Behalve in het onafhankelijke Alpenstaatje Salzburg. Ook al lag dit staatje volledig in het Heilige Roomse Rijk ingebed, door een akkoordje met de paus bleef de vrede hier immers dertig jaar lang bewaard. Vaders en zonen bleven gewoon thuis en moeders vertelden hun dochters ’s avonds voor het slapengaan dat ze maar beter nooit trouwden, ‘dâ männer nit hövesch unde wîs sint, sie sint swîne’. Salzburg verbleekte in betekenis tot het buitenverblijfje van de paus wanneer het voor hem in Rome te heet werd.

De edelachtbare graaf Paris von Lodron, toen aartsbisschop van Salzburg, besloot in dit bewuste jaar 1622 dat de tijd rijp was om Salzburg van opnieuw een status te voorzien; op 8 oktober 1622 stichtte hij er daarom de oudste universiteit die de stad vandaag nog altijd rijk is. Al na enkele decennia groeide deze jonge Salzburger Universität uit tot een van de belangrijkste en grootste universiteiten uit de wijde omgeving, en Salzburg zelf, het Europese middelpunt van de contrareformatie, werd dankzij het feit dat de vrede hier bewaard bleef en dankzij het intellectuele publiek dat door de universiteit werd aangetrokken een boeiende en bloeiende ― naar toenmalige normen ― bergmetropool. De heer Paris von Lodron was dus met brio in zijn opzet geslaagd en niet voor niets wordt dan ook niet Wolfgang Amadé Mozart maar wel hij vandaag nog steeds herinnerd als de Vater des Vaterlandes.

Echter, omstreeks 1800 ― Mozart lag pas onder de aarde ― veroverde Napoleon Bonaparte geheel West-Europa. Salzburg werd eerst tot een deel van het Keizerrijk Oostenrijk gemaakt; nadien tot een deel van het Koninkrijk Bayern. En de universiteit? Die werd opgedoekt. Precies 152 jaar lang zou er in Salzburg geen universiteit voor algemene hogere opleidingen meer bestaan, tot de oude universiteit in 1962, eindelijk, opnieuw werd opgericht, meteen omgedoopt in de Paris-Lodron-Universität Salzburg. (Ere wie ere toekomt natuurlijk.)

Het academiejaar 2009-2010 is de geschiedenis van de Paris-Lodron-Universität Salzburg ingegaan als het jaar waarin de universiteit door Duitse studenten en masse overspoeld werd (dat het inschrijvingsgeld voor verschillende Duitse universiteiten dat jaar gestegen was, is hiervoor natuurlijk nicht ohne Bedeutung). De universiteit barst sindsdien uit haar voegen, en dat heeft men hier letterlijk zo opgevat dat men nog in datzelfde academiejaar 2009-2010 de plannen tekende voor de bouw van een nieuwe vestiging voor de Fakultät für Kultur- und Gesellschaftswissenschaften. Groot was de belangstelling toen het resultaat van deze plannen, het Unipark Nontal, in september geopend werd. Vlakbij het Justitzgebäude, één bushalte verder dan de halte Mozartsteg (dus slechts even buiten het oude centrum van de stad), staat nu het vier verdiepingen hoge staaltje moderne architectuur waar Melissa en ik dagelijks heen trekken om les te volgen.

Hoewel, dagelijks. Door een reeks toevalligheden en door het feit dat we in dit semester nog steeds twee vakken gewoon in Gent afleggen, zijn Melissa en ik gezegend met vier dagen weekend. Je leest en begrijpt het goed: we hebben slechts drie ― d.r.i.e. ― dagen les in de week. Mocht een Erasmusstudent je dus ooit wijsmaken dat studeren in het buitenland verschrikkelijk zwaar en moeilijk is, geloof hem nooit; het is de hemel. En eerlijk? Niet alleen omdat je op Erasmus de kans loopt vier dagen weekend te hebben; ook de lessen op zich zijn ― zonder dat ik pedant wil klinken ― gemákkelijk. Bovendien wordt de lat hier voor elke Erasmusstudent nog wat lager gelegd aangezien geen enkele professor hoge verwachtingen koestert van het Duits van Ausländer.

De vijf vakken die Melissa en ik hier volgen, zijn (1) Einführung in die ältere deutsche Literatur op dinsdag ― leuk: de docente van dit vak heeft haar roots in Aken liggen en voelde zich meteen met ons verwant toen we zeiden dat wij van België zijn. En ook leuk: om Mittelhochdeutsch te begrijpen, moet je dikwijls teruggrijpen naar de noordelijkste Duitstalige dialecten zoals de dialecten rond Aken of zoals… het Nederlands! ―; (2) Das Böse in der Literatur op woensdag ― een mastervak dat toch wel de grootste uitdaging van ons Erasmusverblijf vormt wegens een gigántische (maar heerlijke) lectuurlijst en enkele omvangrijke taken ―; en (3) Sprachwandel, (4) Einführung ins Mittelhochdeutsche en (5) Etymologie und Wortgeschichte op donderdag.

Omdat we voor elke les in een andere groep zitten, is het eerlijk gezegd moeilijk om contact te leggen met de plaatselijke studenten hier. Wanneer ik iets wat belangrijk klinkt niet helemaal begrepen heb, vraag ik wel eens de studente naast mij (mannelijke taal- en letterenstudenten zijn hier een nog grotere zeldzaamheid dan in Gent) om uitleg, maar daar eindigt meteen ook het contact dat ik met mijn medestudenten heb. Als je weet dat de gemiddelde talenstudente aan de universiteit van Salzburg bovendien een standaard ongeïnteresseerde gelaatsuitdrukking en neerbuigende mondhoeken heeft, nooit iets noteert in de les en zonder uitzondering altijd in grijs of zwart en in een broek (maak dat de gemiddelde Blandijnhipster wijs!) gekleed gaat, begrijp je vast dat ik ook weer geen eindeloze moeite zal doen om hen beter te leren kennen. (Er toch meteen even bij vertellen dat Melissa en ik hier natuurlijk wél al een heleboel leuke mensen hebben ontmoet, maar over hoe we hen hebben leren kennen, later meer!)

Ten slotte wil ik het nog even hebben over de dienst voor internationalisering van de Paris-Lodron-Universität die érg goed voor haar binnengekomen uitwisselingsstudenten zorgt, dat moet gezegd. Behalve dat deze dienst voor internationalisering bij de aanvang van ons Erasmusavontuur een onmisbare oriënteringsweek had voorzien, organiseert ze namelijk nog zeker wekelijks een activiteit om de Erasmusstudenten ook in de loop van het semester regelmatig opnieuw samen te brengen. De ene keer gebeurt dat met een bezoek aan een brouwerij, de andere keer met een bezoek aan de musical van The Sound of Music (die hier momenteel, in tegenstelling tot wat je misschien verwacht, pas voor de eerste maal in de geschiedenis van Salzburg wordt opgevoerd). Vorig weekend was er zowaar een tweedaagse voor de Erasmusstudenten (daar kon ik echter niet bij zijn, want ik had hoog bezoek uit België!), en maandagavond volgt een Stadtführung in het donker. Super, toch?

 

Hierbij nog een uitzicht vanaf het dak van onze faculteit. Dit eerste uitzicht vind ik al indrukwekkend…

 

 

 

 

 

… maar het volgende vind ik helemaal prachtig!

Salzburg

9 okt

Laten we beginnen met een bekentenis die geen bekentenis is, want nee, Melissa en ik hadden bij de keuze van onze aankomstdatum in Salzburg geen andere strategie in gedachten dan dat we voldoende vroeg in Salzburg wilden zijn om zoveel mogelijk papierwerk in orde gebracht te hebben vóór de introductieweek voor de uitwisselingsstudenten begon. Dat er net toen we in Salzburg aankwamen heel wat te doen en te beleven viel in het oude centrum van de stad, hadden we dus niet voorzien en was een leuke verrassing.

Toen Melissa en ik op zaterdag 24 september wat doelloos in de richting van het oude stadscentrum slenterden ― we hadden nog geen reisgidsje met toeristische informatie op zak en oriënteerden ons op basis van een ongedetailleerd, gratis verkregen plattegrondje ― kwamen we opeenvolgend tegen: een marktje met kraampjes waarin hippe ‘Heidispulletjes’ verkocht werden, een être dat voor clown wilde doorgaan maar er allesbehalve uitzag als iemand aan wie je je kind zou willen toevertrouwen (tegen ons zei hij: ‘Seid ihr aber hübsch’, droog, wanstaltig, waarop hij nog een slok van zijn blikje bier nam), het Mozart Geburtshaus (dat we dus tegenkwamen zonder ernaar te zoeken), een gratis bedeling van ‘Mohngebäck’ (een gebakje dat sinds het bewuste moment waarop ik ervan proefde mag doorgaan voor de lekkerste cake die ik ooit at, na de ananascake van mijn mama natuurlijk), nog een marktje en tot slot een plein, volgestouwd met bankjes en drink- en eettenten.

Wat er precies gaande was in het oude centrum van Salzburg, waren de Rupertikirfeesten; een volkse bedoening die me enerzijds deed denken aan de gezelligheid van de Patersholfeesten maar die anderzijds ook herinnerde aan wat Melissa en ik vorig jaar met enkele jolige medestudenten al beleefd hadden op een notoir plein in Dresden centrum. Op de Rupertikirfeesten tref je dezelfde eetkramen aan met lekkernijen die druipen van het vet en dezelfde lange tafels waaraan mannen met bierbuiken zich in de brandende hitte tegoed doen aan hun zoveelste halve liter bier. Alles even ongezond, even lawaaierig en even absurd gezellig, maar dan minstens tienmaal zo groot.

Rond het middaguur deden Melissa en ik een onopvallende poging om deel uit te maken van deze Bourgondische feestvreugde. Met een halve liter Stiegl® (authentiek Salzburgs bier dat voor het eerst gebrouwen werd in het jaar 1492; vandaar dat een al wat benevelde Salzburger wel eens grapt: ‘Columbus dronk eerst een Stiegl en verloor pas daarop zijn koers naar Indië.’) zetten we ons neer aan een tafel ten midden van enkele Oostenrijkse drankorgels. We deden een aardige poging om eruit te zien als twee inheemse studentes maar vielen onverwijld door de mand doordat we beiden nog steeds gekleed gingen in onze alledaagse kleren. Zo goed als iedereen om ons heen, daarentegen, was ter gelegenheid van de Rupertikirfeesten gekleed in traditionele Oostenrijkse Trachten: de jongens in Lederhosen en de meisjes in fleurige Dirndls.

Dan toch maar weer onszelf zijn en verder de toerist uithangen. We slenterden nog wat door het oude stadscentrum, bezochten de beroemde Dom en het daarachtergelegen, nogal lugubere kerkhofje, schaften ons een reisgidsje aan, luierden wat op de plaatselijke Graslei (hier mét gras!) en in het wondermooie Mirabellpark en vertrokken toen opnieuw in de richting van ons kot.

Ten slotte nog wat algemene informatie over Salzburg. Voor de aardrijkskunden00bs (en omdat de vraag mij toch al verschillende keren gesteld werd): Salzburg ligt in Oostenrijk, net op de grens met Duitsland, in vogelvlucht zo’n slordige 900 km van Gent verwijderd. Het is de stad waar eminente lieden als Wolfgang Amadé Mozart, Stefan Zweig, Richard Strauss, Hugo von Hofmannstal en Georg Trakl een aanzienlijk deel van hun leven verbleven, waar The Sound Of Music werd gefilmd en waar ook de echte leden van de familie Von Trapp ooit door de straten huppelden en zongen. ’s Zomers kunnen de temperaturen gemakkelijk oplopen tot 35°C; ’s winters zijn nachten van -25°C geen uitzonderingen. Sinds 1997 is de renaissancistische en barokke Altstadt van Salzburg door UNESCO erkend als werelderfgoed. Vollédig terecht natuurlijk.

Het Haus Merian Salzburg

8 okt

Het studententehuis ‘Haus Merian’ ligt op een steenworp van het belangrijkste treinstation van Salzburg. Het telt vijf verdiepingen, zodat het volgens de plaatselijke normen gerust al als een wolkenkrabber kan tellen. Elke verdieping wordt bewoond door ongeveer vijfentwintig studenten; bijna uitsluitend uitwisselingsstudenten. Nationaliteiten van over de hele wereld wonen, werken en koken hier dus samen en de taal die voornamelijk gesproken wordt, is een creooltaaltje dat in hoofdzaak de eigenschappen van het Engels en het Duits en verder veel ge-‘euh’ bevat. Hoe verscheiden de 125 bewoners van het Haus Merian Salzburg etnisch echter ook zijn, allen delen ze behalve de keukens, de toiletten, de douches, de wasmachines en de gemeenschappelijke ontspanningsruimten ook dezelfde frustraties over het lawaai van de renovatiewerken op de vierde verdieping.

De toiletten en douches op de vierde verdieping worden sinds enkele weken gemetamorfoseerd tot contemporaine badkamers, wat al eens met slijpen, boren en kloppen gepaard gaat. De muren van het Haus Merian Salzburg laten zich deze werkzaamheden in tegenstelling tot de bewoners van de vierde verdieping eenvoudig welgevallen.  Ze blijven als obstinate Belgische politici overeind staan en trillen slechts even wanneer er in het station van Salzburg een zwaarbeladen goederentrein tot stilstand komt. Ze hebben in het verleden dan ook al zwaardere beproevingen dan enkel renovaties van toiletten en douches doorstaan.

De linkervleugel van het Haus Merian werd tijdens de Tweede Wereldoorlog door een bombardement vernield, waarna het anderhalf decennium in puin bleef liggen. Op het einde van het zesde decennium van de vorige eeuw begonnen de herstelwerkzaamheden, waarbij de bestaande rechtervleugel van het gebouw werd hersteld en de linkervleugel werd heropgebouwd. Rond dezelfde tijd werden alle kamertjes bemeubeld met dezelfde robuuste, houten meubeltjes. Van echt socialisme kan je echter niét spreken, want het ene kamertje werd duidelijk met meer opbergruimte bedeeld dan het andere. Bovendien kregen de kamers in de recentste vleugel, wellicht in overeenstemming met de veranderde normen van luxe en kwaliteit bij aanvang van de jaren 60, grotere afmetingen dan de kamers in de bestaande, herstelde rechtervleugel.

Wie nu goed heeft opgelet, begrijpt dat de grootste pechvogels is het Haus Merian Salzburg op de vierde verdieping én in de oudere rechtervleugel wonen. Ik woon dan wel op de vierde verdieping in een van die oude kleine kamertjes; ik voel me helemaal geen pechvogel maar wel de koning te rijk in mijn kleine stulpje. Zeker wanneer het buiten donker is en binnen mijn nieuwe oranje sfeerlampje (dank u, Ikea Salzburg!) brandt, bevroed ik dat je nergens in Salzburg een knusser plekje kan vinden dan te Merianstraße nummer 40, kamer 420.

Ook wat de toiletten en de douches betreft, ben ik eigenlijk heel tevreden. In tegenstelling tot wat ik had gelezen op de omineuze blog van een Amerikaanse Erasmus Mundusstudente ― hierbij de link: http://katiebarnard-life.blogspot.com/2011/02/haus-merian.html ― werken de toiletten hier niet langer met een doortrekkoord en de douches bieden ook net iets meer privacy dan hoe zij het beschrijft. Bovendien wordt alles dagelijks gepoetst (behalve op zondag uiteraard), dus eigenlijk ben ik hier stúkken beter af dan op mijn kot in Gent, waar alles slechts drie-, hoogstens viermaal per jaar onder handen genomen wordt.

Verder ook dik in orde: (1) op de benedenverdieping staan een automaat met koekjes, een automaat met frisdrank én een automaat met duusd soorten koffie en warme chocomelk voor slechts 50 cent; (2) de helft van de studenten hier aanwezig studeert niet aan de Paris Lodron Universität (zoals Melissa en ik), maar wel aan het Mozarteum, een universiteit die aanzien wordt als een van de beste academies voor muziek en andere schone kunsten in Europa. En dat het Haus Merian Salzburg voor de helft bewoond wordt door studenten muziek, heeft tot gevolg dat je, zodra de tegelleggers, muurbrekers en loodgieters hun biezen hebben gepakt, de hele tijd kan meegenieten van streepjes viool-, dwarsfluit- en andere muziek; en (3) ook al wonen Melissa en ik op de vierde verdieping, we hoeven niet noodzakelijk steeds alle 80 de treden op- en af te lopen wanneer we bijvoorbeeld net boodschappen voor een hele week hebben gedaan. Nee, want er is een lift! Weliswaar gaat het om precies zo’n geval zoals je ook in de bibliotheek van Gent Zuid aantreft (en daarover doen wel meerdere horrorverhalen de ronde) en weliswaar is het Baujahr 1960 (zo staat aangegeven op een klein verroest plaatje); toch maken Melissa en ik er dikwijls en graag gebruik van.

De reis

4 okt

Hoe zou een gemiddeld, klein, verlegen meisje met een frêle lichaamsbouw zich voelen wanneer ze (1) afscheid neemt van iedereen en alles waarvan ze houdt, (2) naar een stad trekt waar ze nog nooit is geweest en waar ze nog niemand kent en (3) amper gewoon is om zelf te koken, om kleren te wassen of om voor zichzelf te zorgen? En oja, wanneer ze (4) eigenlijk perfect gelukkig was waar ze was: thuis, in Gent, in België, overal omgeven door onmisbare lieve mensen?  Wellicht: ongelukkig, huilerig, lamlendig, bang en gestresseerd én furieus op zichzelf, omdat ze dit alles ooit zelf zo heeft gewild.

In mijn geval was dat gelukkig anders. Ik ben misschien wel klein en verlegen (of je mijn gestalte frêle kan noemen, daarover laat ik je zelf oordelen), maar: (1) afscheid nemen was in mijn geval niet voor lang, want de mensen die ik het hardst zou missen, ontmoet ik tussendoor nog enkele keren in Salzburg, in Berlijn, in Keulen of gewoon thuis; (2) ik verhuisde niet naar een metropool, maar naar een klein, overzichtelijk en weinig berucht stadje, bovendien niet alleen, maar samen met Melissa, een ontzettend lief meisje met wie ik al sinds onze eerste dag aan Universiteit Gent bevriend ben; en (3) ik kreeg vlak voor mijn vertrek nog respectievelijk een Studentenkookboek en een wasrecept in mijn pollekes gestopt en heb de onbetaalbare ervaring van een jaar op kot gezeten te hebben. Daarnaast (4) was ik wel degelijk perfect gelukkig thuis, in Gent en in België en zijn er enorm veel mensen die ik moet missen, maar zolang er geen 19de eeuwse naturalistische romans aan te pas komen, ben ik doorgaans geen wener.

Je begrijpt dus dat ik op 22 september 2011, rond 17u — het tijdstip waarop mijn grote reis naar Salzburg begon — ongelukkig, huilerig, lamlendig, bang, gestresseerd noch furieus was. Oké, eerlijk, ik werd wél geplaagd door minstens twee tranen toen mijn mama mij een laatste keer vastpakte, en ik had ook een dikke krop in de keel toen ik afscheid moest nemen van mijn zusje; het liefste mensje op aard. Maar behalve dat voelde ik alleen veel gezonde spanning, nieuwsgierigheid, een buitengewone hitte (een rechtstreeks gevolg van mijn inpakmotto ‘Wat ik niet meer in mijn valiezen krijg, trek ik aan!’) en wat pijn in mijn onderrug, vermoedelijk vanwege het gewicht van mijn rugzak.

Melissa: een valies van nooit geziene afmetingen en een trekrugzak. Ik: twee valiezen, een trekrugzak en een schoudertas waarin mijn zomer- en winterdons gepropt zaten. We zouden dus behoorlijk wat gesleurd hebben indien we niet allebei begeleid werden door onze persoonlijke pakezel van dienst: mijn vader, de superheld, die het de moeite waard vond om eerst de hele heenreis naar Salzburg met ons mee te treinen om vervolgens, twee uur na aankomst, alweer op de trein terug naar België te stappen.

Omstreeks 18u — we schrijven nog steeds 22 september 2011 — spoorden we met de ICE vanuit Brussel-Zuid naar Köln Hauptbahnhof, alwaar we vier volle uren overstaptijd hadden. Dus, vier uur en voor elk van ons een schromelijk grote ijscoupe later, hijsten we onze bagage in de nachttrein naar München (die uiteraard voor 90% bevolkt werd door jolige Oktoberfestgänger).  ’s Anderendaags, ’s ochtends, namen we in München onze laatste rechtstreekse trein naar Salzburg. Na een reis van 16 uur (die je overigens, indien je met dagtreinen rijdt, ook in 9 uur kan afleggen — dat zeg ik erbij om niemand te ontmoedigen om mij eens te komen opzoeken) hadden we daarmee onze bestemming bereikt.

Op het moment waarop ik het Salzburger Hauptbahnhof achter mij liet, werden alle clichés die ik over Salzburg of Oostenrijk kende alreeds bevestigd: vanuit mijn ene ooghoek zag ik een kraampje waarin Echte Salzburger Mozartkugeln® verkocht werden, in mijn andere ooghoek drong zich een standbeeld van keizerin Sissi op en overal rond mij materialiseerden zich jongens en meisjes in respectievelijk Lederhosen en Dirndls. Bruisend, wild en hip: dit zijn adjectieven die ik onmogelijk kan gebruiken om mijn eerste indruk van Salzburg te beschrijven. Sepia, dat past er veel beter bij. In mijn eerste blik die ik op Salzburg wierp, op de etalages van de winkels, op de mensen op straat of op de skyline waarin je niet één futuristische hoogbouw kan bekennen, leek het of ik een beetje naar het verleden keek.

Behalve deze Oostenrijkse clichés werd ik prompt ook een ongekende hitte gewaar. Ik vertelde al dat ik het behoorlijk warm had op het moment waarop ik afscheid nam van België en dat mijn inpakmotto daar voor iets tussen zat. Welnu: ik had bij mijn vertrek behalve mijn ondergoed, waarover ik niet verder wil uitweiden, een T-shirt met lange mouwen, een lange wollen trui, een rokje, dikke nylonkousen, skisokken, laarzen én een winterjas aan. Op donderdag 22 september omstreeks 17u was het in België nog net fris genoeg om dit alles te kunnen verdragen. De volgende ochtend in Salzburg, daarentegen, brak het zweet me onverwijld, letterlijk uit. Het was (en is sindsdien nog steeds) hoogzomerweer, vijfentwintig graden en er was geen wolkje aan het firmament te bespeuren dat enige schaduw kon beloven.

Zo, badend in het zweet, begonnen Melissa en ik eerst onze zoektocht naar de sleutel van ons kot en vervolgens naar onze kamer in het Haus Merian Salzburg — de Studentenheim die voor de komende vier maanden onze thuis zou worden.