De reis

4 okt

Hoe zou een gemiddeld, klein, verlegen meisje met een frêle lichaamsbouw zich voelen wanneer ze (1) afscheid neemt van iedereen en alles waarvan ze houdt, (2) naar een stad trekt waar ze nog nooit is geweest en waar ze nog niemand kent en (3) amper gewoon is om zelf te koken, om kleren te wassen of om voor zichzelf te zorgen? En oja, wanneer ze (4) eigenlijk perfect gelukkig was waar ze was: thuis, in Gent, in België, overal omgeven door onmisbare lieve mensen?  Wellicht: ongelukkig, huilerig, lamlendig, bang en gestresseerd én furieus op zichzelf, omdat ze dit alles ooit zelf zo heeft gewild.

In mijn geval was dat gelukkig anders. Ik ben misschien wel klein en verlegen (of je mijn gestalte frêle kan noemen, daarover laat ik je zelf oordelen), maar: (1) afscheid nemen was in mijn geval niet voor lang, want de mensen die ik het hardst zou missen, ontmoet ik tussendoor nog enkele keren in Salzburg, in Berlijn, in Keulen of gewoon thuis; (2) ik verhuisde niet naar een metropool, maar naar een klein, overzichtelijk en weinig berucht stadje, bovendien niet alleen, maar samen met Melissa, een ontzettend lief meisje met wie ik al sinds onze eerste dag aan Universiteit Gent bevriend ben; en (3) ik kreeg vlak voor mijn vertrek nog respectievelijk een Studentenkookboek en een wasrecept in mijn pollekes gestopt en heb de onbetaalbare ervaring van een jaar op kot gezeten te hebben. Daarnaast (4) was ik wel degelijk perfect gelukkig thuis, in Gent en in België en zijn er enorm veel mensen die ik moet missen, maar zolang er geen 19de eeuwse naturalistische romans aan te pas komen, ben ik doorgaans geen wener.

Je begrijpt dus dat ik op 22 september 2011, rond 17u — het tijdstip waarop mijn grote reis naar Salzburg begon — ongelukkig, huilerig, lamlendig, bang, gestresseerd noch furieus was. Oké, eerlijk, ik werd wél geplaagd door minstens twee tranen toen mijn mama mij een laatste keer vastpakte, en ik had ook een dikke krop in de keel toen ik afscheid moest nemen van mijn zusje; het liefste mensje op aard. Maar behalve dat voelde ik alleen veel gezonde spanning, nieuwsgierigheid, een buitengewone hitte (een rechtstreeks gevolg van mijn inpakmotto ‘Wat ik niet meer in mijn valiezen krijg, trek ik aan!’) en wat pijn in mijn onderrug, vermoedelijk vanwege het gewicht van mijn rugzak.

Melissa: een valies van nooit geziene afmetingen en een trekrugzak. Ik: twee valiezen, een trekrugzak en een schoudertas waarin mijn zomer- en winterdons gepropt zaten. We zouden dus behoorlijk wat gesleurd hebben indien we niet allebei begeleid werden door onze persoonlijke pakezel van dienst: mijn vader, de superheld, die het de moeite waard vond om eerst de hele heenreis naar Salzburg met ons mee te treinen om vervolgens, twee uur na aankomst, alweer op de trein terug naar België te stappen.

Omstreeks 18u — we schrijven nog steeds 22 september 2011 — spoorden we met de ICE vanuit Brussel-Zuid naar Köln Hauptbahnhof, alwaar we vier volle uren overstaptijd hadden. Dus, vier uur en voor elk van ons een schromelijk grote ijscoupe later, hijsten we onze bagage in de nachttrein naar München (die uiteraard voor 90% bevolkt werd door jolige Oktoberfestgänger).  ’s Anderendaags, ’s ochtends, namen we in München onze laatste rechtstreekse trein naar Salzburg. Na een reis van 16 uur (die je overigens, indien je met dagtreinen rijdt, ook in 9 uur kan afleggen — dat zeg ik erbij om niemand te ontmoedigen om mij eens te komen opzoeken) hadden we daarmee onze bestemming bereikt.

Op het moment waarop ik het Salzburger Hauptbahnhof achter mij liet, werden alle clichés die ik over Salzburg of Oostenrijk kende alreeds bevestigd: vanuit mijn ene ooghoek zag ik een kraampje waarin Echte Salzburger Mozartkugeln® verkocht werden, in mijn andere ooghoek drong zich een standbeeld van keizerin Sissi op en overal rond mij materialiseerden zich jongens en meisjes in respectievelijk Lederhosen en Dirndls. Bruisend, wild en hip: dit zijn adjectieven die ik onmogelijk kan gebruiken om mijn eerste indruk van Salzburg te beschrijven. Sepia, dat past er veel beter bij. In mijn eerste blik die ik op Salzburg wierp, op de etalages van de winkels, op de mensen op straat of op de skyline waarin je niet één futuristische hoogbouw kan bekennen, leek het of ik een beetje naar het verleden keek.

Behalve deze Oostenrijkse clichés werd ik prompt ook een ongekende hitte gewaar. Ik vertelde al dat ik het behoorlijk warm had op het moment waarop ik afscheid nam van België en dat mijn inpakmotto daar voor iets tussen zat. Welnu: ik had bij mijn vertrek behalve mijn ondergoed, waarover ik niet verder wil uitweiden, een T-shirt met lange mouwen, een lange wollen trui, een rokje, dikke nylonkousen, skisokken, laarzen én een winterjas aan. Op donderdag 22 september omstreeks 17u was het in België nog net fris genoeg om dit alles te kunnen verdragen. De volgende ochtend in Salzburg, daarentegen, brak het zweet me onverwijld, letterlijk uit. Het was (en is sindsdien nog steeds) hoogzomerweer, vijfentwintig graden en er was geen wolkje aan het firmament te bespeuren dat enige schaduw kon beloven.

Zo, badend in het zweet, begonnen Melissa en ik eerst onze zoektocht naar de sleutel van ons kot en vervolgens naar onze kamer in het Haus Merian Salzburg — de Studentenheim die voor de komende vier maanden onze thuis zou worden.

Plaats een reactie